De teksten in het handschrift zijn door de kopiist intensief gecorrigeerd. Hij gebruikt hiervoor doorgaans een invoegteken, zoals een plusje, wigje of een streepje met onder en boven een horizontaal dwarsstreepje. Hegman merkt op dat doorhalingen weinig voorkomen en meestal alleen als de correctie tijdens het schrijven werd aangebracht en dan bovendien ook vooral in rubriek.1 Ook de correctie-d, een bijzonder correctieteken dat Kwakkel in de handschriften in Herne op het spoor kwam, komt in de codex voor.2 Het is een d (‘delta’) met een schuine streep door de stok die gebruikt wordt om tekstcorruptie te signaleren (Afb. 8).
Kwakkel wees reeds op vier plaatsen en wij kunnen daar nu nog drie plaatsen aan toevoegen. Samen genomen gaat het om de volgende zeven plaatsen:
- 2v4 (binnenmarge)
- 41r15 (buitenmarge)
- 41v19-20 (buitenmarge)
- 45r7 (buitenmarge)
- 45v20-21 (buitenmarge)
- 73v4-5 (buitenmarge)
- 115v6 (buitenmarge)
Kijken we naar de spreiding van het teken door het handschrift, dan blijkt dat correctie-d alleen voorkomt in de uitbreidingen van de eerste codicologische eenheid (I, 1-3 en I, 40-60), in de bloemlezing van Bernardus (deel IIa) en in de Derde Martijn (deel IIb). Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het teken vaak buiten de prikgaatjes in de zijmarge staat, wat betekent dat er een grote kans is dat het teken elders in de codex is weggesneden.
Een aantal correcties verdienen hier uitgebreider aandacht, omdat ze een nader licht werpen op de manier waarop de kopiist te werk ging. Ze tonen dat hij zeer goed begreep wat hij deed en waarschijnlijk meerdere leggers tot zijn beschikking had. Een eerste correctie die we uitvoeriger willen bespreken komt voor op folio 9r. In regel 12 plaatst hij drie puntjes in een driehoek boven het woord ‘Ende’. Nergens vinden we echter een correctie of aanvulling in de marge die met deze drie puntjes correspondeert. Een vergelijking van deze passage met de standaardeditie van de Spiegel historiael biedt een verklaring. De kopiist begint het vers correct met ‘Ende’, maar springt daarna abusievelijk 358 regels vooruit.3 Op een later moment moet hij zijn fout hebben opgemerkt en plaatste hij drie puntjes om aan te geven dat hier een aanvulling nodig was. Of die er ooit gekomen is, valt niet te zeggen. Er zouden vijf extra folia voor nodig zijn geweest.4 De fout biedt ons zicht in de legger die de kopiist gebruikte. Deze moet een opmaak gekend hebben van drie kolommen met 60 regels per kolom.5 In plaats van één bladzijde, moet hij twee bladzijden gelijktijdig hebben omgeslagen, wat het ontbreken van ca 6×60 regels verklaart. De correctie laat zien dat de kopiist zijn tekst na het afschrijven ter controle met zijn legger vergelijkt.
Grote vertrouwdheid met de teksten die hij kopieerde, blijkt ook op de plaatsen waar de kopiist aanvankelijk enkele regels openlaat en deze later invult. Dit doet hij bijvoorbeeld op folio 130v, regel 6-7 in Der kerken claghe. We zien hier dat twee verzen zijn ingevoegd in ruimte die oorspronkelijk leeg bleef. Ze zijn niet gerubriceerd, iets groter van formaat en het laatste woord is in de marge aan het begin van regel 8 geplaatst. Al tijdens het schrijven moet de kopiist opgemerkt hebben dat er twee verzen in de strofe ontbraken, wat opnieuw toont dat hij zich zeer bewust was van de strofische structuur van deze tekst. Een tweede voorbeeld van deze werkwijze vinden we in de bloemlezing van Ambrosius. In de marge van folio 47v noteerde de kopiist ter hoogte van regel 5 en 6: ‘[hie]r ghebrect’. Aanvankelijk liet hij in de tekst enige ruimte open. Op een later moment heeft hij hier twee verzen aangevuld en zijn aantekening in de marge doorgestreept. De verzen zijn niet gerubriceerd. Opmerkelijk is dat het rijmschema hier niet doorbroken werd en de kopiist dus op basis van andere informatie geweten moet hebben dat hier twee verzen ontbraken (of onleesbaar waren). De correctie laat zien dat de kopiist op een later moment een tweede legger met de Spiegel historiael tot zijn beschikking gehad moet hebben.
Dat hij gebruik kon maken van meerdere leggers van dezelfde tekst, blijkt ook uit de bijzonderheid dat de kopiist op sommige plaatsen een open variant bij de tekst geeft. Niets wijst er daarbij op dat hij aan een van de twee varianten de voorkeur gaf. Hij doet dit bijvoorbeeld op folio 113v, r16 in de Tweede Martijn. In de lopende tekst kopieerde hij ‘Mine minne es sielen swaer’. Vervolgens plaatste hij boven ‘swaer’ drie puntjes als verwijsteken. In de marge noteerde hij ‘vaer’ als variant. Aangezien de lopende tekst niet is aangepast, lijkt het de bedoeling geweest te zijn dat beide lezingen bleven staan. Op dezelfde manier plaatste hij op folio 114r in de Derde Martijn het woord ‘vlas’ in de marge als open variant bij ‘valscheit’. De zin luidt: ‘Met rimen sonder valscheit van doeken’ (114r, 24-25). In handschrift Wenen, ÖNB, Cod. 13.708, waar de kopiist dezelfde tekst kopieerde, noteert hij in de lopende tekst ‘vlas’. We zouden kunnen beredeneren dat dit dan volgens de kopiist de juiste lezing is, ware het niet dat hij juist bij deze regel in het Weense handschrift een correctie-d in de marge plaatst. De situatie waarin hij door middel van drie puntjes een alternatieve lezing in de marge noteert lijkt dus te betekenen dat hij de keuze voor een van de beschikbare opties bewust uitstelt. Andere plaatsen met een open variant zijn:
- 2v2 sine (2): dine toegevoegd in de bovenmarge, met verwijsteken. Editie De Vries en Verwijs heeft
- 9v8 genen: Hierboven is in lichtbruine inkt goede Mogelijk later weer geradeerd of uitgeveegd. Editie De Vries en Verwijs heeft ghenen.
- 43v19 lone: lote superscripts toegevoegd als open variant. Editie De Vries en Verwijs heeft lote.
- 45v17 tastent: castient superscript als open variant toegevoegd. Editie De Vries en Verwijs heeft tastent.
- 48v2 Heeten wi: de hoofdtekst staat Heeten wi met daarboven drie puntjes als verwijsteken. In de linkermarge is ter vervanging Wat heeten wi toegevoegd als open variant. Editie De Vries en Verwijs heeft Heeten wi.
- 49v9: vertoene: Op rasuur. In de linkermarge staat sermoene met een invoegteken. Hoewel er in de lopende tekst geen corresponderend teken is te vinden, gaat het waarschijnlijk om een open variant bij vertoene. Editie De Vries en Verwijs heeft sermoene.
- 50v13-14 Ter hoogte van deze regels staat in de linkermarge in zwarte inkt […]eodat De eerste letters zijn afgesneden. Dit lijkt een open variant bij deus dedit op 50v14.
- 102v18 Die: Open variant dat toegevoegd in rechtermarge met verwijsteken. Met zwarte inkt is dit woord vervolgens weer doorgehaald.
- 104v21 Endeseggen dat die minne es blent: Voorafgaand aan dit vers uit de Eerste Martijn is in de linkermarge een teken geplaatst dat verwijst naar een open variant van deze versregel in de ondermarge: Es om die minne dat si es blent. De versregel die de kopiist oorspronkelijk noteerde komt overeen met varianten die ook in de editie Verwijs gegeven worden. De variant die hij in de marge noteert is daar niet terug te vinden.
- 106r21 sin: Toegevoegd in linkermarge als open variant bij tsine. Het volledige vers luidt: Dat menech tsine te winnenne In de editie-Verwijs blijkt dat beide varianten in handschriften voorkomen. Hij geeft in de hoofdtekst van de Eerste Martijn, vs. 492: ‘Ende menich sin te winne trect’ en noteert als varianten ‘Dat m. tsijn’ en ‘Dat elc tsine’.
- 112v1 Superscript zijn open varianten toegevoegd: ghi bij hi en ghiet bij Siet is onderstreept. Verwijs geeft ‘giet’ en noteert als variant ‘siet’, waarbij hij opmerkt dat dit rijmwoord eerder in de strofe al voorkwam. Verwijs, M2, v. 115.
Zoals uit het bovenstaande blijkt, komt soms de variant in de lopende tekst en soms juist de correctie overeen met de tekst in de editie van De Vries en Verwijs. Wanneer er, zoals bij de Martijngedichten, varianten uit andere handschriften gegeven zijn, komen vaak beide varianten voor. Dit wijst erop dat de kopiist meerdere leggers tot zijn beschikking had.6 De bespreking van correcties is niet uitputtend. In het commentaar bij de editie worden de correcties per geval beschreven.
Vorige Pagina | Volgende Pagina
- Hegman 1958, 38. [↩]
- Kwakkel 2002, 108, n. 77, zie 108-112 voor de beschrijving van de correctie-d. [↩]
- Het ontbrekende deel loopt van kapittel XXXVII, vs. 7 tot en met kapittel XLV, vs. 24. De Vries en Verwijs 1863-1879. [↩]
- Er ontbreken 358 regels; een bladzijde bevat gemiddeld ongeveer 35 à 36 verzen, wat betekent dat er 10 bladzijden nodig waren om het ontbrekende deel op te vullen, dus twee dubbelbladen en een enkelblad. [↩]
- Dit is een gebruikelijke opmaak voor handschriften met de Spiegel historiael. Onder de 48, meestal fragmentarisch overgeleverde, handschriften van de Spiegel historiael, zijn naast het Haagse handschrift (Den Haag, KB, KA 20) nog vijf handschriften met een opmaak in drie kolommen van 60 (of 61) regels overgeleverd. Het gaat om de handschriften met nummer 6, 14 43, 44 en 47 in Appendix 3 van Biemans 1997, 323. [↩]
- Een detail ter aanvulling: op 114v, r. 6 is minen geëxpungeerd. Opvallend is dat in dezelfde tekst in handschrift Wenen, Ö.N.B., Cod. 13.708 het woord minen juist in de buitenmarge is toegevoegd. [↩]