De teksten in de Heber-Serrurecodex zijn uitgegeven conform de Richtlijnen voor de uitgave van Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden (door Thom Mertens), in het bijzonder de digitale incarnatie van deze richtlijnen die later is ontwikkeld (door Peter Boot en Herman Brinkman) voor de publicatie van digitale edities bij het Huygens ING.1 Een aantal keuzes verdient een toelichting. De nummers hieronder verwijzen naar de richtlijnen-Mertens.
-
Transcriptie
Paragraaftekens worden in de editie altijd links van het tekstblok aan het begin van een regel weergegeven, ook als zij in het handschrift aan het eind van een regel in de rechtermarge staan, zie bijvoorbeeld 6r. Dit geldt niet voor paragraaftekens die in het tekstblok zijn opgenomen. Deze worden op de betreffende plaats weergegeven.
Tekst die niet werd ingevuld, zoals initialen op opschriften, zijn waar mogelijk aangevuld op basis van de representant als die zichtbaar was. Als er ook geen representant zichtbaar is, is op de betreffende plek witruimte opengelaten. In een noot is telkens beschreven wat er aan de hand is.
In veel opschriften is op het eerste gezicht moeilijk te onderscheiden of de kopiist een majuskel of een minuskel v bedoeld heeft. De representanten geven vaak een majuskel v, maar de vorm van deze letter is evident anders (namelijk met een rechte hoek) dan de ronde vorm van de minuskel v die de kopiist in rubriek gebruikt. Daarom hebben wij ervoor gekozen bij de opschriften een minuskel v te transcriberen.
-
Woordscheiding en -aaneenschrijving
Woordscheiding en -aaneenschrijving is in het handschrift vaak moeilijk te bepalen. Keuzes volgen de algemene richtlijnen en zijn niet afzonderlijk verantwoord.
-
Rubriek
Opschriften in rubriek zijn in rood weergegeven. Beginletters in rubriek zijn in zwart weergegeven. De hoogte van de beginletters is niet geïmiteerd, omdat er geen duidelijke hiërarchie uit af te leiden is.
-
Regel-, kolom- en bladzijdeverdeling
De opschriften in rubriek zijn door de kopiist doorgaans aan het eind van een regel over enkele regels verdeeld. In de editie zijn deze op een aparte regel geplaatst en met witregels gescheiden van de tekst. Ze krijgen een ‘regelnummer + a’.
Na de laatste regel van de tekstspiegel schrijft de kopiist soms nog een of enkele woorden aan het eind van de volgende regel, dus rechts uitgelijnd. In de editie zijn deze woorden steeds links uitgelijnd. Dit verschijnsel is ter plekke niet afzonderlijk beschreven.
De Latijnse citaten in de ondermarge zijn in de editie weergegeven in het commentaar. Deze citaten krijgen het nummer van de laatste regel van de kolom + a, b, etc. Een uitzondering vormt de Latijnse tekst op f. 3v die daar direct op het Middelnederlands volgt en niet in de ondermarge werd afgezonderd. Deze tekst is daarom meegenummerd.
-
Tekstgeleding
Onderstrepingen zijn overgenomen in de editie. De tekens die dienen om de verzen van elkaar te scheiden (enkele, dubbele of driedubbele punt) zijn weergegeven. Ook de verticale streep met een punt is geïmiteerd, evenals de dubbele punt met een horizontaal streepje aan het eind van teksten. Strofen worden in de editie gescheiden door een witregel.
De eenregelige rode lombarden aan het begin van strofen zijn in klein kapitaal weergegeven. Tweeregelige rode lombarden worden vet en in een groter lettertype weergegeven.
-
Doorhalingen, wijzigingen en toevoegingen
Correcties zijn geïntegreerd in de transcriptie en worden gesignaleerd en beschreven in het commentaar.
-
Open varianten
Het handschrift kent verschillende open varianten, die in het onderliggende XML-bestand expliciet zijn gecodeerd.2 Wanneer voor de optie ‘weergave schrijfproces’ op het digitale platform wordt gekozen, worden zowel de oorspronkelijke als de toegevoegde tekst weergegeven, maar wordt de later toegevoegde variant wel in het groen getoond. Let wel: wanneer het schrijfproces niet wordt weergegeven, wordt enkel de laatst toegevoegde variant getoond (ook als de scribent daar geen duidelijke voorkeur voor heeft aangegeven). In geval van mogelijke verwarring, verwijzen wij naar het commentaar in het notenapparaat waar de open varianten steeds duidelijk besproken zijn.
-
Tekstverlies
Tekstverlies door beschadiging is expliciet gecodeerd in het XML-bestand: daarbij maken we een onderscheid tussen lacunes van een onduidelijke omvang (‘gap’-element, zonder indicatie van de precieze omvang van het verlies) en moeilijk leesbare letters of reeksen daarvan (gecodeerd met een ‘unclear’-element). De getranscribeerde letters binnen dat laatste element zijn conjecturen; onleesbare gliefen binnen een ‘unclear’-element worden met een punt voorgesteld (één per onleesbare glief) om zo de omvang van het tekstverlies toch bij benadering weer te geven. In de uiteindelijke editie zoals de gebruiker die te zien krijgt, is moeilijk leesbare tekst hoe dan ook gemarkeerd aan de hand van rechte haken. Wanneer letters slecht leesbaar zijn, zijn ze waar mogelijk aangevuld op basis van de representant.
-
Tekstnummering, regel- en versnummering
Het tekstgeledingsysteem is niet eenduidig. Dit werpt de vraag op wat in het handschrift als een ‘tekst’ beschouwd moet worden. Aanwijzingen vormen de introductieformules, koptitels en kapittelopschriften. Daarnaast kunnen codicologische en inhoudelijke overwegingen een rol spelen. De vraag is welk systeem voor de kopiist het meest belangrijke was. In feite is voor de kopiist het concept ‘tekst’ niet leidend geweest bij de selectie van materiaal en bij de wijze waarop hij zijn materiaal presenteert. Hij kopieert delen van teksten en hele teksten en voorziet die van een introductieregel in zwarte inkt. We zouden kunnen beredeneren dat hij een excerpt daarmee tot een nieuwe tekst maakt, maar dat gaat in tegen de manier waarop hij zelf zijn handschrift ontsluit. Om de inhoud van de codex te ontsluiten, bracht de kopiist kopregels aan in de bovenmarge. Deze verwijzen naar de afzonderlijke autoriteiten en auteurs en naar de afzonderlijke boeken van de Martijnreeks. De kopregels vergemakkelijken het navigeren in de codex. Dat de afzonderlijke autoriteiten voor de kopiist een belangrijk indelingscriterium vormen, blijkt ook uit de verzen waarin hij zijn werkwijze verantwoordt (bloemen soeken).
Wij hanteren bij de nummering van teksten in de editie daarom de kopregels als eerste criterium. Ontbreekt een kopregel, dan is de introductieregel in zwarte inkt leidend voor het begin van een nieuwe tekst. De niet gerubriceerde excerpten uit Van der feesten beschouwen we als twee afzonderlijke teksten, omdat de introductieregel in zwarte inkt de meeste gelijkenis vertoont met de andere introductieregels in zwarte inkt. Ze markeren het begin van een nieuw excerpt, inclusief verwijzing naar de bron en beschrijving van de inhoud, en dienen niet om twee excerpten tot één tekst aan elkaar te lassen. Evenmin zijn ze inhoudelijk vergelijkbaar met de opschriften in rubriek zoals die in de Spiegel historiael voorkomen.
Bij de weergaveopties kan gekozen worden voor een regelnummering per blad en een versnummering. Regelnummering gebeurt conform richtlijnen, met als uitzondering de nummering van opschriften die over meerdere regels verdeeld zijn (zie hierboven). De versnummering wordt echter automatisch door het editieplatform gegenereerd en kan hier en daar afwijken van de verwachtingen van de gebruiker.
Vorige Pagina | Volgende Pagina
- Zie Mertens 1994. De digitale richtlijnen van Boot en Brinkman zijn beschikbaar op: https://github.com/HuygensING/mvn-xml. [↩]
- Dat gebeurde zoals beschreven in de digitale richtlijnen aan de hand van een ‘seg’-tag (oorspronkelijke variant) en een ‘add’-tag (toegevoegde variant), binnen een ‘choice’-element. [↩]